“Quand il n’y en a plus, il y en a encore.” De man spreekt de woorden langzaam uit. “Hoorde u dat mesdames, messieurs?” Zijn vinger steekt priemend in de lucht. Hij herhaalt woord voor woord wat zojuist de ober heeft gezegd voor het groepje op het terras. De man in het donkerblauwe pak met overhemd en stropdas valt een beetje uit de toon bij de andere mannen en vrouwen rondom hem die gewoon in vakantiekledij genieten van de wijn, het brood, de kaas, de salades, de quiches op een terras aan de rivier in een dorpje in de Provence.
Het is Wim Bots, prof van een groepje leraren Frans, die in de zomer hun kennis van de Franse taal bijspijkeren op een aangename wijze onder leiding van de bevlogen docent, monsieur Bots. “Als het er niet meer is dan is er nog meer”. Een opmerkelijke zin. Als het op is is er nog meer. In het tweede gedeelte van de zin wordt het eerste deel ontkend. Ook een mooie zin om leerlingen het verschil tussen “y” en “en” uit te leggen, oppert een vrouw. Maar dat bedoelt Monsieur Bots niet. “Een zin om boven je bed te spijkeren, madame!”
Weggaan, afscheid, verliezen: en dan die zin. Niet achterom kijken. “Quand il n’y en a plus il y en a encore.” In het Frans klinkt het zoveel mooier dan in het Nederlands. Het is waar. Als het op is, is er altijd meer. Achter iedere deur die gesloten wordt is altijd een andere deur die open gaat. En zo is het.
NB
Wiske bedankt haar lezers voor alle likes en reacties. HOi Centraal stopt er mee. Helaas. Maar…Quand il n’y en a plus il y en a encore! Wiske zal op haar blog iedere maandag om 12.00 uur een column plaatsen en nog meer…