glans*

Na twee jongetjes kregen we een dochter. Vanaf de eerste dag was ik gek op haar, dolverliefd. Omdat ze grappig was, vrolijk en mooi. En gemakkelijk net als de bevalling die zonder moeilijkheden was verlopen. Ze maakte ons blij, ze maakte ons aan het lachen. Na de jongetjes die veel huilden en maar niet wilden eten kwam er na een aantal jaren een meisje, dat alleen maar vreugde bracht. Een geschenk was ze. En dat bleef: ze had vriendinnetjes, op school deed ze het goed en thuis ging de zon schijnen als ze binnen kwam.

Ik had een hechte band met haar. We waren een twee eenheid. We hoefden niets te zeggen om elkaar te begrijpen. We lachten samen de hele dag, zongen liedjes en liepen gearmd als we buiten waren. Voor het slapen gaan vertelde ik haar verhalen, dan kroop ze tegen me aan en dronk ze ieder woord dat ik sprak. Het was het mooiste moment van de dag. Wat was ik dan gelukkig. We waren gelukkig dat weet ik zeker. We hielden heel veel van elkaar.

Toen ze ouder werd veranderde het. Ik had het eerst niet in de gaten. Ze begreep niet dat ik niet zo was en deed als mijn zus, haar tante. Maar ik was tevreden met mijn leven thuis. De kinderen verzorgen, het huis, het eten, het gezin. Contact met andere mensen had ik niet veel maar daar had ook niet zo’n behoefte aan. Ik was tevreden en gelukkig. Ik heb een goede man die goed is voor zijn gezin. Naast het geld van de gemeente dat wij krijgen verdient hij wat extra met allerlei klusjes. We werken samen in de tuin. Mijn man is rustig en een lieve vader en echtgenoot. Hij leest veel en doet ook veel in onze kerk, waar we iedere zondag naar toe gaan en waar we alle mensen kennen ook familie van ons die net als wij naar Nederland zijn gekomen. Hij kan mooie gedichten schrijven, die leest hij voor in de kerk. Dan ben ik trots op hem. De jongens gaan niet meer mee. Ze vinden het te ver weg. Sinds een paar jaar wonen ze niet meer thuis.

Na de jongens verliet ook zij het huis. Er was steeds ruzie. Ik begreep er niets van. We hielden toch van elkaar. Ik wilde haar zo graag bij me houden maar ik begreep best dat ze ‘haar eigen weg’ moest gaan, zoals mijn zus zei. Ik kon het niet zo goed zeggen als mijn zus, zelfs niet in mijn eigen taal, maar het scheurde mijn hart als ze vertelde dat ze het huis uit wilde en dat ze vrij wilde zijn. Maar ik zou het accepteren als zij het wilde. Maar toen ze vertelde dat ze me ook niet meer wilde zien, was het of ik geslagen werd. Ik snapte er niets van. Af en toe hoorde ik iets over haar van mijn zus. Soms kreeg ik een appje, maar als ik iets terugstuurde antwoordde ze niet. Ik ben boos geweest, heel boos, net als mijn man en soms dacht ik: was ze maar dood dat was minder erg. Maar dat mocht ik niet denken van mijn man. Sinds een tijdje ben ik minder verdrietig en boos. Ik heb geprobeerd het een beetje te accepteren, maar de glans is weg uit mijn leven.

En toen kwam gisteren mijn zus met vreselijk nieuws. Ze is ernstig ziek vertelde ze. Vandaag heeft ze onderzoeken. Ik hoop niet dat ik haar ga verliezen. Hoewel ze heel anders is dan ik en ik me vaak aan haar erger zou ik haar niet graag willen missen. Ik moet er niet aan denken. Ik heb nog niets van haar gehoord.

En nu komt er een berichtje binnen van haar. Van onze dochter. Dat ze er aan komt. Ik huil, ik tril, ik schud. Ik ben bang.

* Vervolgverhaal aflevering 6 Voor de vorige afleveringen scroll naar beneden en klik op de groene pijl.

wolken*

Kom we gaan kijken naar de wolken. Zie je ze? Vind je ze mooi? Ja jij houdt van witte wolken. Ik ga je vertellen over een klein wit wolkje. Het wolkje zat tussen allemaal grote witte wolken. Er werd van alle kanten tegen haar aan geduwd. Daardoor veranderde ze ieder moment van vorm. Want ze moest wel mee met de wolken. Ze hadden met elkaar een frisse regenbui laten vallen op het droge land. Daarna waren ze licht geworden en zweefden ze door de lucht in een razende vaart. Het kleine wolkje kon het nauwelijks bijhouden. Ze klampte zich vast aan een paar dikke wolken voor zich en liet zich meedrijven met de wolken om zich heen om even later weer samengepropt te worden tot een klein dik wolkje. Ze stegen en daalden, ze dansten en sprongen. Ze lieten zich voortdrijven op de wind. Heel snel en dan weer langzaam. Het kleine witte wolkje voelde zich helemaal vrij en licht, ze hoefde niets te doen: alleen maar meebewegen. Toen het avond werd ging de wind liggen en dreven ze uit elkaar. Het kleine wolkje rekte zich uit tot een hele mooie wolk.

Ze zag zichzelf bij het raam. Bij haar moeder op schoot. Dicht tegen haar warme zachte lijf. De kruidige geur in haar kleren. Haar lage, donkere stem. Hoe ze het wolkje voor zich zag. Hoe ze in haar bed fantaseerde waar de wolken heen gingen; hoe het moest zijn om tussen al die andere wolken mee te vliegen. Wat kon haar moeder mooi vertellen. Zij was de enige die er zo van genoot. De oudere broers waren te ongeduldig om naar haar verhalen te luisteren. Die vielen al in slaap als ze de eerste zin hoorden. Zij niet, zij ging pas slapen als het verhaal uit was en viel niet eerder in slaap dan nadat ze er over nagedacht had en gefantaseerd.

Wat jammer dat zij, haar moeder daar niet iets mee had gedaan, met dat verhalen vertellen. Ze had misschien wel schrijver kunnen worden of verhalenverteller. Maar niets van dat alles. Ze sprak na tien, inmiddels bijna dertien jaar nog steeds gebrekkig Nederlands. Als ze al sprak, meestal bleef de communicatie met Nederlanders beperkt tot minzaam en vriendelijk lachen en de woordenschat bestond voornamelijk uit dankjewel, goedemorgen, goedemiddag, ja en ‘is goed.’ Ze was zich er steeds meer aan gaan ergeren. De mama van buiten de deur. Waarom kon ze niet net als tante er op uit gaan, aan het werk, meedoen? Nee haar familie, haar gezin, haar kinderen dat was haar leven. En zij als de enige dochter en ook nog de jongste was haar alles. Mama’s leven. Het kleine mooie witte wolkje in de kluwen van wolken die gezin heet. Ze vroeg zich af of haar moeder die dubbele bodem bewust in het verhaal had gestopt. Ze betwijfelde het. Ze had er in ieder geval geen lessen voor haar zelf uitgetrokken.

De afslag. Nog een paar kilometer door het mooie Twentse land onder een prachtige wolkenhemel. De groene weilanden, de bossen, de hei. Ik kom er aan lieve moeder. Dat heb ik gezegd, dat ik terug zou komen. En dat doe ik. Want van vader leerde ik ook iets over een wolk. Een spreekwoord: ‘Iets beloven is als een wolk. Om het daarna ook te doen is regen.’

*Vervolgverhaal aflevering 5. Voor de afleveringen 1, gedicht, 2, soep, 3, tas en 4, busje naar beneden scrollen en de groene pijl aanklikken.

busje*

File. Natuurlijk. Ze had het kunnen weten. Op dit tijdstip. Één en al vrachtwagens en busjes. Uit Polen, Tjechoslowakije, Letland, Duitsland en ja ook uit Nederland. Ze stond stil. Achter een wit busje. Met een Duits nummerbord.

Het was niet erg. Tijd om na te denken. Of het wel verstandig is? Om te gaan? Nee dat ze gaat staat vast. En nu, ook dat. Maar hoe precies. Gewoon maar gaan en kijken wat er gebeurt en laten. Ze voelt zich rustig. Vastbesloten, zeker en ook nieuwsgierig, ja ook. Hoe het zal zijn.

Het was bijna duizend dagen geleden dat ze vertrok. Weg. Weg uit huis. Ze ziet het voor zich. Het halletje met de houten kapstok. De schoenen op de mat. Nog een keer achterom kijken voor ze de deur open doet. De blik in de ogen van haar moeder. De neergeslagen ogen van haar vader achter haar. Zijn handen in vuisten in zijn zakken. Geen woorden meer. Na weken van huilen en schreeuwen was het nu stil. Het misselijke gevoel in haar buik toen ze de deur achter zich dicht trok. Pas op de A1 had ze weer rustig kunnen ademen en was er ruimte in haar buik gekomen.

Bijna duizend dagen had ze zich gehouden aan de afspraak met zichzelf. Geen contact. Een enkele keer een vriendelijk maar afstandelijk appje, maar niet reageren op smeekbeden of verwijten. Geen ontmoetingen in levende lijve. Het moest. Snijden. De band moest worden doorgesneden. Rigoureus.

In het begin had ze niet aan thuis kunnen denken zonder te huilen, zonder het misselijke gevoel in haar buik. Als ze het woord moeder hoorde, voelde ze een steek. Maar het sleet, het wende, het was waar, de tijd deed haar werk. En verliefd zijn hielp. Van haar tante hoorde ze ‘het gaat goed met ze hoor, ze hebben het er moeilijk mee, maar ze redden het.’ Ze durfde dan niet verder te vragen, ‘en moeder’? Ze vroeg zich af of tante wel helemaal eerlijk was. Haar niet spaarde. Haar gerust wilde stellen zoals ze waarschijnlijk op dezelfde manier haar ouders toesprak. Tante was lief. Tante was goed. Tante was wijs. En toen tante een paar dagen geleden appte wist ze dat de tijd gekomen was om te gaan. De duizend dagen net niet gehaald. Maar ach.

Het witte busje trok op. Heel langzaam zette de rij auto’s zich in beweging. Ze schakelde.

* Vervolgverhaal aflevering 4. Voor de afleveringen 1,2 en 3 naar beneden scrollen en de groene pijl aanklikken

tas*

Uit. Dicht. Ze klapte haar laptop dicht en schoof hem in haar laptop tas. Haar sjieke ‘stijlvolle, over-de-shoulder werktas ‘voor de vrouw die geen compromis wil sluiten tussen functie en mode’. Een cadeautje van Freek toen ze haar nieuwe baan was begonnen in het succesvolle bedrijf met de bekende naam. Volgens hem was dit nog maar het begin, ‘je hebt zo veel in je, jij gaat het ver brengen’. Zij nam zijn vertrouwen en bewondering dankbaar in ontvangst maar tegelijkertijd met een korreltje zout. Net als de tas, was het niet een beetje ‘too much?’ Inmiddels had ze ervaren dat de tas indruk maakte en gezien werd. Het paste bij haar. Ze hield van stijl. Iedere avond legde ze haar kleding voor de volgende dag klaar op het bed in de logeerkamer. Kleurtjes bij elkaar. Daar was ze goed in. Onberispelijk ging ze ‘s morgens de deur uit. Gekapt, gelakt, gepoederd en gestift. En hoge hakken. Als ze de zaak binnenliep kwam er iemand binnen

Nu was ze moe. Het was druk geweest. Cijfertjes, getallen, grafieken, luisteren, praten, schrijven en lezen. En niet allemaal even interessant en inspirerend. Het was mooi geweest. In de spiegel zag ze een vermoeid gezicht. Ze stiftte haar lippen, maar dat veranderde daar niet veel aan. Ze liep naar haar auto in de parkeergarage, hing haar jasje op een hangertje en griste van de achterbank een groen sport jack. Uit de achterklep pakte ze bruine leren laarzen die ze verruilde voor de naaldhakken. Ze sloot de auto weer af en liep naar de rivier. Daar bleef ze staan. Ze voelde de wind door haar haar, op haar huid. Ze hoorde de golven, ze rook het water. Diep haalde ze adem. Wat hield ze van de rivier. Van het water. Ze bleef een poosje staan. Toen liep ze terug naar haar auto. Ze haalde haar mobiel uit haar zak en maakte hem open. Ze typte een bericht in. Ze zuchtte diep en reed weg. Naar de A1, richting Hengelo, Oldenzaal. Naar Twente.

* Vervolgverhaal aflevering 3 na Gedicht aflevering 1 en Soep aflevering 2

soep*

Voorzichtig had ze de achterdeur geopend en dichtgedaan. Maar het was niet nodig om op haar tenen naar binnen te sluipen. Hij was klaar. En het was gelukt. Ze zag het aan zijn houding, aan zijn ogen. Ze hoefde niets te vragen, niets te zeggen. Het was gelukt, het was goed. ‘Koffie?’

Even later zaten ze in de kamer voor, op de bank. Zwijgend dronken ze hun koffie. Onderwijl de ogen gericht op de tv. Zij had de tv weer aangezet, dat deed ze anders ook altijd, dan is het niet zo stil in huis. Het geluid schalde door het huis. Af en toe deed de vrouw haar hand voor de mond en schudde zij haar hoofd. Hij keek, maar het was alsof hij niet echt keek, alsof hij zijn ogen alleen maar open had, alsof hij aan iets anders dacht.

Nee, hij hoefde niet meer koffie, hij ging er even uit. ‘Naar de tuin misschien, even lopen.

Zij liep naar de keuken en zette een grote pan op het vuur. In de verhitte olijfolie bakte ze een paar soepbouten nadat ze ze had ingewreven met zout en peper. Nadat ze mooi lichtbruin geworden waren schepte ze de kip bouten uit de pan. In het bakvet fruitte ze de uien en de knoflook. Door het baksel roerde ze komijnpoeder, koriander, paprika en een stokje kaneel. Daarna kokend heet water er bij gegoten met bouillonblokjes. Af en toe klonk er een piepje van haar mobiel, dan keek ze even vlug op het apparaat en ging weer verder. De tomaten erbij. En natuurlijk de kikkererwten. En tenslotte de aangebrade kippenbouten. En dat allemaal op het juiste moment aan de soep toegevoegd. Dat luisterde nauw. En blijven roeren. Dat had ze van haar moeder geleerd. Daar was ze trots op. Ja dat durfde ze wel van zichzelf te zeggen, dat ze soep kon koken en dat haar Arabische kippensoepje de lekkerste was van ‘allemaal en iedereen.’ Toen alles in de pan zat, zette ze die op een plaatje op een laag vuurtje. Ze bracht het groenafval naar de tuin en borstelde de houten plank schoon.

De geur van de soep kwam hem buiten al tegemoet. Hij zette zijn schoenen voor de achterdeur op de mat en ging op zijn sokken naar binnen. Hij klopte haar op haar schouder en keek haar aan. Even. Hij liep naar het gasfornuis, tilde het deksel van de pan en snoof de geuren van de kippensoep. De damp van de warme soep deed zijn brillenglazen beslaan. Met de keukendoek veegde hij de glazen van zijn bril schoon. Hij keek van de televisie naar het mobieltje op het aanrecht. ‘En?’ Ze schudde haar hoofd.

* Vervolgverhaal aflevering 2

gedicht*

Hij draaide met zijn sleutel de voordeur open en stapte naar binnen. Hij deed zijn schoenen uit, zette ze op de mat naast de deur en hing zijn jas aan de kapstok. Hij liep de kamer in en pakte de afstandsbediening van het salontafeltje. Het grote verlichte scherm werd zwart, het harde geluid stokte. Het werd stil. Hij liep naar de bruine kast achter in de kamer en deed de kastdeur open. Een stapeltje papier, een pen en een klein glazen potje inkt plaatste hij één voor één op tafel. Uit een la pakte hij een groene lap. Toen ging hij zitten. Met zijn rug naar de grote houten kast en zijn gezicht naar het keukenblok.

Hij begon. De pen in de rechterhand. De inkt voorzichtig afvegend langs de rand van het potje. Rechtop zittend en steeds keurend met het hoofd wat er op het papier verscheen. Goedkeurend, twijfelend en ontevreden. Af en toe keek hij even naar links omhoog naar de wolkenlucht achter het raam. Dan weer stond hij op, maakte hij een rondje door de kamer. Keek hij even van achter de vitrage de straat in. Dronk hij een slok water uit de kraan. Hield hij in om weer door te kunnen gaan. Het schrapen van de pen over het papier en het zoemen van de koelkast als het enige geluid.

Een paar uur later legde hij de pen neer. Veegde hij de pen schoon met de groene lap. Schroefde het dekseltje van de inktpot dicht, legde de papieren op een stapeltje en legde één vel voor zich neer. Hij nam het vel in de hand en keek er naar. Vormde met zijn lippen de woorden die geschreven stonden. Hij knikte instemmend. Legde het vel neer. Het was goed.

Afbeelding van het Arabische Alfabet

* Vervolgverhaal aflevering 1

hij begon

Ze was anders dan de rest van het team. Deftig, streng, beetje uit de hoogte, afstandelijk. De directeur had haar aangewezen als degene die ik maar moest vragen als ik ergens mee zat. Een soort van mentor. Ik vond het jammer, alle andere collega’s waren aardiger en toegankelijker. Ik had er dan ook geen gebruik gemaakt toen ik moeite had met mijn drukke klas. In haar klas heerste orde en rust. Bij mij niet, en gelukkig zag ik om mij heen bij de andere juffen en meesters ook wel eens wanorde. Het was prettiger je hart te luchten bij iemand die je toevertrouwde dat zij ook zo’n moeite had gehad met dat kind, dat bij mij geen steek uit voerde dan iemand die precies wist hoe je zo iets aan moest pakken. Toch. Ik heb van haar iets geleerd waar ik later vaak aan heb moeten denken: op het schoolplein en daar buiten.

Pleinwacht. In tweetal over het plein van links naar rechts. Om onregelmatigheden op te merken en aan te pakken en er te zijn voor de kinderen. Als ik met ‘haar’ wacht had, was het niet bepaald gezellig, zoals met de andere collega’s. Praatjes voor de vaak daar hield ze niet van, haar ogen spiedden over het plein. Ze greep in als het moest en trad streng op als ze iets waarnam wat niet mocht. Ze had gezag. Het was rustiger op het plein als ik met haar liep en dat was geen toeval. Maar. Ruzietjes en ruzies waren er altijd wel. Als het te gek werd, stapte ze er op af. En dat verliep anders dan wat ik vaak zag: bij de meester komen, allebei hun kant van het verhaal vertellen en dan het oordeel van de meester of juf. Een gesprek dat vaak begon met wie er nou eigenlijk begonnen was, wat ze natuurlijk allebei ontkenden. Zij had als standaard repliek: het maakt mij niet zoveel uit wie er nou eigenlijk begonnen is, het is belangrijker te zorgen dat jij degene bent die stopt en ophoudt met ruziemaken. Ja maar!, was dan meestal de reactie. Daar ging ze niet op in. Ze haalde ze uit elkaar, zette de omstanders op afstand en ging met de ruziemakers in gesprek. Rustig, vriendelijk en beslist. Streng en rechtvaardig. Ze leidde ze af en stuurde ze ieder naar een andere kant van het schoolplein. Ze verstond de kunst ze uit elkaar te laten gaan zonder gezichtsverlies.

Ik moet er aan denken als ik lees dat er tanks naar de Oekraïne gaan en F16 ‘s. Hoe is het ook weer begonnen? Waar en wanneer is de kiem van het conflict ontstaan? Weet jij het? Ergens, ooit is het ontstaan. En wat heeft het doen opvlammen? Waardoor heeft het kunnen broeien en groeien? Welke daad, welk voorval? En. Wat is nodig om tot een oplossing te komen? Het sturen van tanks en F16’s beschouw ik als het vuur opstoken. Meer wapens en sancties zorgen alleen maar voor nog meer ellendige oorlog. Wie wijst ons de weg naar vrede?

* ‘In de Talmoed staat de legende van de Rechtvaardigen onder de volkeren, waarvan er, wordt beweerd, op ieder moment in de wereldgeschiedenis minstens zesendertig zijn.’ Ze waren er in de jaren 40-45, ik kende er één in de zestiger jaren, en ik weet zeker dat ze er ook nu moeten zijn.

* Uit voorwoord van De Rechtvaardigen geschreven door Jan Brokken

Foto: Zelenski vraagt EU in de persoon van Van Leyen om meer wapens tijdens de top bijeenkomst in Kiev vorige week.

prik plant

Het had me gestoord. Goed ik begrijp dat niet iedereen dezelfde gevoelens heeft voor het familiegebeuren. Dat kan. Je kan er niet altijd bij zijn dat kan ook. En al dat ge app in de familie app daar zit niet iedereen op te wachten, ook dat snap ik. Maar dat je uitgerekend op mijn verjaardag er jaar na jaar niet bij was omdat je dan net ergens anders moest zijn, dat vond ik niet leuk. Sterker ik vond het uiterst irritant. Jij loopt al mijn hele leven met me mee. Toen ik klein was, kwam je al in de familie als verkering van mijn oudste zus. Ik was gek op je, ik mocht je, en ik wist dat dat andersom ook voor jou gold en geldt. Ik zou zelfs durven zeggen dat ik van je hou, maar met dat soort woorden moet je bij jou niet aankomen. Hou je niet van.

Nu was je jarig: een mooi rond getal, een respectabele leeftijd. Jij zat in de stoel. De kinderen zorgden voor koffie en gebak, erwtensoep en roggebrood met spek. Wij kletsten er op los en ik had het idee dat jij vooral waarnam en luisterde. Toen we er ‘weer eens van door’ gingen hielpen we de spullen naar de keuken brengen. Mijn oog viel op de mooie lidcactus in de vensterbank. Toen ik er iets over zei, vertelde je dat het het plantje was dat je jaren geleden een keer van mij gekregen had op de geboortedag van mijn moeder, de dag dat we na haar overlijden ieder jaar als broers en zussen bij elkaar komen. Ik herinner me dat ik inderdaad een keer voor allemaal een minuscuul plantje in een mooi paars potje had meegenomen. Ik loop dus iedere dag langs je plantje. En dan denk ik aan jou. Je zei het plagend.

twee voor de prijs van één

Bij de ingang van de supermarkt staat een rek vol met netjes mandarijnen. Mooie grote glanzende mandarijnen. Twee voor de prijs van één. Ik gooi twee netjes in mijn winkelwagentje. Één netje voor op de fruitschaal en één voor onder in de koelkast. De netjes komen te liggen naast twee bossen tulpen. Ik had ‘bloemetje’ op mijn briefje staan, maar toen ik een bos had gepakt zag ik dat twee bossen zes euro kosten, terwijl één bos drie euro vijftig is.

Meer, meer, meer: alles in de winkel, en niet alleen in de supermarkt, is er op gericht je met meer naar huis te sturen dan je van plan was. Het zou ‘lekker voor jou en goed voor je portemonnee’ zijn. Als je ‘altijd vers brood’ in huis wilt hebben kun je bij Albert H ‘3 hele broden voor de prijs van 2’ krijgen. Als je de fruit schaal ‘altijd lekker gevuld’ wilt hebben kun je gebruik maken van de zogenaamde ‘stapelkorting’, bij 1 kilo 10% korting, bij 2 kilo 20% en bij 3 kilo 30%.

Maar wat moet ik in een één persoons huishouden met 3 broden op voorraad en kilo’s appels en peren in de koelkast? Waarom niet de korting toepassen op ieder artikel apart?

En tulpen op de vaas in januari moet ik dat wel willen?

het water komt

Ja hoor, daar gaat een vinger omhoog. De klok wijst tien minuten voor tien. Nog iemand voor de rondvraag! Nee? Oh nee, het zal het eens niet. Natuurlijk heeft Jakob nog een vraag. En hij is al zo veel aan het woord geweest. En we zouden proberen om voor tienen af te sluiten om daarna gezellig aan de borrel te gaan. Maar ja Jakob is ook lid van ons bestuur. En hij heeft altijd wat te vragen, op te merken, aan te vullen. Te zeuren, te drammen. Ik buig het hoofd, naast mij draait iemand met haar ogen, ik hoor een zucht. Maar Jakob lijkt dat allemaal niet op te merken. Onverstoorbaar gaat hij voort en de voorzitter kan niets anders doen dan hem aan het woord laten. De inleiding naar de vraag neemt al bijna tien minuten. Half elf gaat iedereen opgelucht aan de borrels en de hapjes. Jakob rent het gebouw uit: ik heb beloofd op tijd thuis te zijn. Dat vindt niemand erg want eigenlijk heeft niemand zin om met hem gezellig na te babbelen.

De Jakobs, de Pieters, de mannen, de vrouwen, die kunnen er ook wat van, de drammers maken zich niet populair. Ik bewonder hem wel om zijn vasthoudendheid en zijn kennis, niemand van ons bereidt zich zo goed voor. Een opmerking tijdens de borrel, die alras was ontaard in geroddel over Jakob.

Waarom krijgen we kromme tenen van drammers? Waarom vergeten we te luisteren, echt te luisteren naar drammers? Laten we ons liever meevoeren door mooie woorden van vriendelijke en aardige mensen?

Ik heb me voorgenomen dat iedere keer dat ik zin krijg om mijn hoofd te buigen, of met mijn ogen te draaien of te zuchten, toch mijn best ga doen om te luisteren. Waarom? Wel, ik heb dit weekend gekeken naar een documentaire over de Watersnoodramp in 1953. Daar werd verhaald over ene Johan van Veen, dat was ook zo’n drammer, zo’n ‘muggezifter’. Als men indertijd naar hem geluisterd had, zou de grootste natuurramp uit de vorige eeuw voorkomen hebben kunnen worden, anders zijn verlopen in ieder geval.

* Bij de Watersnoodramp op 1 februari 1953 kwamen meer dan 1800 mensen om, 259 kinderen verloren hun ouders, duizenden dieren verdronken. 100.000 Mensen werden geëvacueerd. Meer dan 8000 boerderijen en woningen werden vernield en de landbouwgrond liep schade op door het zeezout. 165000 Hectare grond heeft onder water gestaan.(Wikipedia)

*Johan van Veen was de grondlegger van het Deltaplan, dat na de Ramp, tot stand kwam. Twintig jaar voor de Watersnoodramp waarschuwde hij al dat de dijken te laag en te zwak waren. Hij werd niet serieus genomen. Na de Ramp mocht hij direct aan het werk met wat De Deltawerken zouden worden. Zijn plannen voor de kust bescherming zijn nog altijd actueel. Hij staat aan de basis van de moderne klimaatwetenschap. ( Omslag boek ‘Johan van Veen, meester van de zee’ van Willem van der Ham)

*’Het water komt’ is een vierdelige documentaireserie naar aanleiding van de 70e herdenking van de Watersnoodramp op NPO 2, gepresenteerd door de uit Zeeland afkomstige Winfried Baijens.

*Foto: Wijhe 10 Januari 2018