Ik herken hem eerst niet eens. Jan. Diep weggedoken in zijn jas. Klep van de pet over de ogen. Vuurrode wangen. We lopen een eindje samen op. Hij is vanmorgen om half zeven vertrokken bij Dalzicht. Het is nu half negen. We lopen elkaar tegemoet bij camping Noetsele. Het is nog steeds ijskoud. Hij heeft de zon op zien komen. Rood, roze en oranje. Hij heeft 6 reeën gezien. En ik ben de eerste mens die hij ontmoet in het bos vandaag.
Wij zijn de vroege vogels van de Noetselerberg. Drie ken ik er bij naam: Jan en Andre en fotograaf Bert. Er is ook een dame met lang blond haar en een kwieke tred. Ze heeft een herder en een klein hondje. Zij groet altijd vriendelijk. Maar wij hebben elkaar nog nooit gesproken. Op maandagmorgen zijn er twee dames die trimmend en luid pratend door het bos gaan. Ook zij groeten altijd hartelijk. Maar hen ontmoet ik alleen als ik wat later ben. Andre is een diehard. Die vertrekt in het donker en loopt het licht tegemoet. Net als Jan.
Een dag later kom ik Jan tegen met zijn vrouw in het theater. De artiest met Twentse roots legt aan de Vlaamse Geert Verdickt uit hoe mooi de omgeving hier is. Verdickt zingt een lofzang op zijn geboortestreek in het Vlaamse land, vergelijkbaar met onze Noetselerberg. Een prachtig lied. Vooral zo mooi omdat je voelt hoe hij houdt van “zijn” land, de lucht, de wolken, de verten, de horizon. Zoals wij houden van onze achtertuin, de heide, het bos.