compassie


Gister eindigde de maand van de spiritualiteit. Het thema was compassie. Rosita Steenbeek schreef er het boekje “Heb uw vijanden lief”, bij. Ze was daarvoor naar het eiland Lampaduse gegaan om aan den lijve te ervaren hoe het daar toegaat. Ze zag vluchtelingen in lange rijen in de kou. Uren wachten. Lege ogen. Ze zag hoe Griekse vrijwilligers hen van dekens en voedsel voorzagen. Ze sprak met hen. Ze was bewogen.  Bij het zien van de vluchtelingen. Bij het zien van de vrijwilligers. 

Gregorius de Grote, stichter van zeven kloosters en bisschop van Rome in de zesde eeuw noemt zorgen voor mensen in nood geen liefdadigheid, noch compassie, maar rechtvaardigheid. *”Want als je voor de armen, de vluchtelingen of de alleenstaande ouders opkomt doe je niets anders dan geven waar ze in alle eerlijkheid en fatsoenlijkheid recht op hebben. Voor hen zorgen is wat je hoort te doen en is verwijtbaar als het wordt nagelaten.” Zoals die Griekse vrijwilligers. Gewoon  doen wat er gedaan moet worden. 

En wat is dan compassie. Rosita Steenbeek schrijft er over in haar boek Intensive Care. Hoe ze na een auto ongeluk maandenlang in een gipscorset niet bewegen kon en overgeleverd was aan een sneeuwwitte wereld van witte jassen en witte lampen. Niets was meer belangrijk. Hoe ze er uitzag, verkoopcijfers van haar boeken, huis, auto, baan. Weg ego. Een diep gevoel van compassie overviel haar. Voor de mensen om haar heen. Een staat van verlichting noemde een vriend het. Echt meeleven, liefdadigheid, vooruit naastenliefde begint als het ego is opgelost. Daar komen we niet gauw. In alles wat we doen voor de ander zit een zekere wederkerigheid. Een lief appje vraagt om iets aardigs terug. En dat is aangenaam. Maakt het leven licht, warm. Een heerlijke beweging. Liefde geven is liefde ontvangen. Maar je vijanden lief hebben is andere koek. Dat is keihard werken, jezelf compleet wegcijferen. Ik vraag me af of het wel helemaal kan: je inleven in de ander. *”Daarvoor hoef je de daden van die ander niet goed te keuren of het kwaad weg te praten. Nee, het gaat om het juist hanteren van de scheidslijn tussen wat iemand doet en wat iemand is”, zegt weer een andere bisschop uit de vijfde eeuw. Ik vind het maar moeilijk. Aardig zijn voor iemand die aardig is tegen jou: geen probleem. Maar iemand die je kwetst? Pijn doet? Je vijand? Moet dat echt? Wil ik dat? Kan ik dat? 

* Uit : Woestijnvaders Inspiratie voor nu, het beste theologische boek van het jaar 2016