
Het is zondag 5 september. De morgen is ijskoud. Zes graden op de thermometer. Maar de zon schijnt. Over het paadje in het parkje voor mijn huis fietsen mensen in korte broek. Een vader haalt zijn zoontje uit de kinderwagen. Het jongetje doet voorzichtig een paar pasjes naar de wijde armen van zijn papa. De vader kijkt zo gelukkig en zo blij als een vader maar kan zijn. Ik kan niet ophouden er naar te kijken. Het is een mooie dag.
“Het wordt een mooie dag”, zegt mijn schoondochter. Op het terras staat de televisie al opgesteld. Met ruim drie miljoen kijkers zal zij om drie uur aan de buis gekluisterd zitten om Max Verstappen de formule 1 race in Zandvoort te zien winnen.
Ik verbaas me er al een tijdje over waar al dat enthousiasme voor de autosport vandaan komt. Ik dacht eerst dat het alleen een mannending was: techniek, broembroem, maar ook vrouwen zetten ‘s nachts de wekker om races te bekijken. Het is ook niet slechts een sport voor de rijken, want welk jongetje of meisje kan een dergelijke sport nou betalen? Nee, rijk, arm, jongen, meisje, oud, jong: het maakt niet uit. Iedereen houdt van de formule 1, houdt van Max Verstappen.
Op de zonnige zondag ben ik ook achter de televisie gaan zitten. Heb op Ziggo Sport gekeken.
Ik vond het prachtig: Davina Michelle. Max. Max de koning. Een kolkend Zandvoort. Het juichende stadion. De show die de organisatie er van had gemaakt met tribunes in rood, wit en blauw. De vreugde bij de commentatoren. De tranen van de stoere mannen. Wat een feest. Wat een sfeer.
Het werd een mooie dag. Een dag die ons even bij elkaar bracht. Een gevoel van wij. Wij, Nederlanders. Even geen gezeur, even geen pandemie, even geen jij en zij. Dank zij een perfecte organisatie, laat dat gezegd zijn. Tot in de puntjes voorbereid; creatieve oplossingen. Geen files, opstootjes, nauwelijks een wanklank. Het kan.