
‘De trein staat stil in Almelo, trein moet wachten op werkzaamheden. Gaat wel even duren…‘
Appje op mijn telefoon. Ik sta met mijn auto voor het station in Enschede om mijn vriendin uit Hilversum op te pikken. We gaan een paar dagen oppassen op de hond en de kat van mijn zoon en vanuit zijn huis uitstapjes maken. Het weer zit mee. De zon straalt en met een vest aan kun je buiten lopen zonder jas. Ik besluit de auto een eindje verderop te parkeren waar het gratis parkeren is en vraag vriendin te appen als ze op weg is naar Enschede. Als ik een plekje voor de auto heb gevonden loop ik de stad in en geniet van de stad. Ik vind een koffietentje met een terras in de zon, en uit de wind, met goeie sterke koffie, en een lekker citroengebakje. Ik lees een krantje en kijk naar de voorbijgangers. Uit de boxen hoor ik Eagle van Abba. Wie maakt mij wat op deze stralende donderdag na Koningsdag!
Na een uur krijg ik weer een appje: ‘verstopping zit tussen H. en Enschede. Ik ga bus proberen. Die gaat via Hengelo naar CS Enschede’.
App maar als je op het station bent! app ik terug
Ik besluit om niet de stad in te gaan, ook niet terug naar huis maar even bij de kapsalon een eindje verderop naar binnen te wippen. Naast de Tattooshop en het Turkse restaurant zag ik op de heenweg een Dames en Herenkapsalon waar het niet druk was en de deur open stond. Even de vlossen uit mijn nek wegscheren en randjes bijknippen. Als ik binnenkom zijn op dit moment beide heren druk aan het knippen. Op mijn vraag of ik zo even kan worden ‘bij’geknipt, alleen mijn nek en bij de oren, hoor ik dat ik even moet wachten. Het ‘even’ is 20 minuten en net als ik overweeg om toch maar op te stappen, word ik uitgenodigd op de kappersstoel.
De Turkse kapper is geen Eus. Hij stelt één vraag: Moet het boven de oren. Ik wijs met mijn vinger aan: ‘ja zo precies boven de oren.’ Dan begint hij. Zwijgend. Geconcentreerd. Al binnen een paar seconden weet ik dat dit niet gaat worden wat ik bedoelde. Mijn haren worden alle kanten opgekamd en ik hoor alleen maar het knippen van de schaar. Plukjes haar vliegen langs me heen. Een razende tondeuze. Twintig minuten later verlaat ik met een jongenskop de kapsalon. 2 Jaar geprobeerd mijn haar een beetje op lengte te krijgen. In 20 minuten weggeknipt. Terwijl ik naar het station loop, ik heb net een appje gekregen dat vriendin op het station is, vraag ik me af wat dat nou is met mij en die aardige kapper: waarom heb ik me als een schaap laten scheren?, ben ik niet duidelijk geweest?, had ik moeten roepen stop?, waarom zo verlamd? En wat nu?
De dichter Rumi zegt, dat we als mens een herberg zijn; dat we alles moeten verwelkomen met een glimlach; dankbaar moeten zijn voor wie of wat er op ons afkomt: Een vreugde, een depressie, een benauwdheid, verwelkom ze allemaal en onthaal ze gastvrij. Misschien ruimt hij wel bij je op om plaats te maken voor extase. Dat geeft lucht, laat ik die onverwachte rigoureuze knipbeurt maar als een kans zien. ‘Lekker fris en makkelijk en ach het groeit wel weer aan.’
Op de trappen voor het station zit vriendin met haar rode koffertje naast zich op me te wachten. We omhelzen elkaar na 2 jaar: Fijn dat je er bent! We kijken elkaar aan. ‘Wat is je haar kort’, zegt ze als ze in de auto stapt. Ze fronst haar wenkbrauwen.