Uit alle windrichtingen kwamen ze aangelopen. Wij waren er ook. Lijn 13 had ons gebracht. Vanuit de warme zon en de schrijnende wind voegden we ons in de lange rij bij de ingang. De zaal stroomde vol. Wij vonden nog een mooie plek. De schrijfster schoof ons bij het naar binnen gaan voorbij. Ze was frêle, klein, onbeduidend haast. Toen ze haar gedichten voorlas verdween haar nietigheid. Een leeuwin met grijze manen, een jonge stem, goede woorden. Over Amsterdam, over een kind, over gras. Wij vonden het mooi.
Er kwam een cabaretier. Hij verhaalde over Amsterdam, over voetbal en James Cook. Hij maakte ons aan het lachen, hij bracht ons aan het denken, hij verraste. Hij eindigde met een kort gedicht. Voor een jong gestorvene op Margraten. Wij vonden het mooi.
Toen was daar de trompetter
“Een geluid uit de hemel als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vervulde.”
Wij hoorden
verlatenheid
schrijnende pijn
opstandigheid
woede
verdriet
berusting
De trompetter had ons meegenomen. We waren uitgenodigd om mee te zingen in woordeloze klanken. Zacht, luider, luid, zachter, zacht. Wij waren stil toen wij de zaal verlieten. Wij hoefden niet te spreken om elkaar te verstaan. Wind. Vuur. Er was iets met ons gebeurd. Aangeraakt, aangestoken, vol van, vervuld.
Buiten scheen nog altijd de zon en waaide nog altijd de wind. Lijn 13 bracht ons naar de Dam. We namen een ijsje bij de zojuist geopende Ice-Bakery. Een hoorntje met twee bolletjes. We keken uit over de Dam, waar de mensen zich warmden aan de late zondagavondzon. Er was muziek en er waren kraampjes. Er werd gezongen en gedanst. Het was een mooie dag. Het was de dag van het Pinksterfeest.
Anna Enquist
Eric Vloeimans
Diederik van Vleuten
Tommie van Eck
@DeNieuweLiefde
Handelingen 2