” Wat lijk je toch op je moeder met dat hoedje”. Buurman is afgestapt van zijn fiets om een praatje te maken. Ik schraap het gras tussen de tegels. Met een aardappel schilmesje. Hij vindt dat ik beter een stok met een stalen borsteltje kan gebruiken. Wat niet waar is, een aardappel schilmesje is beter. We praten een poosje over onkruid en mos. Als hij wegrijdt zegt hij dat ik op moet houden met werken in de tuin. “Veel te warm!”
Mijn moeder. Lijk ik op haar? Ik vind het niet prettig dat te horen. Hoe aardig bedoeld misschien. Mijn moeder met haar dunne haar in een permanentje, de nylon jurken, degelijke schoenen. Nee mijn moeder was geen elegante vrouw. Ik heb met haar wel eens een jurk gekocht die haar heel mooi stond, die ze vervolgens nooit aan had. Zat niet lekker.
Mijn moeder. Meer dan 30 jaar was ze alleen. Haar huisje was keurig opgeruimd en schoon. Haar tuintje een paradijs. Ze las de krant, keek tv, was vriendelijk tegen de buren. Zondags ging ze naar de kerk. Ze was bezoekdame en schonk koffie in het bejaardenhuis.
Maar de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Dat was waar het om ging. In noodgevallen was ze er. Dan schilde ze de aardappelen, deed ze de afwas, streek ze de was. Op hoogtijdagen en verjaardagen kwam ze. Met haar tasje. Daar zat wat lekkers in en een envelop. Voor de groten 50 euro en voor de kleinen 25. “Jullie weten zelf wel iets om te kopen”. In de envelop zat ook altijd een kaart of een briefje. Daar stond iets persoonlijks op, daar had ze over nagedacht. Soms had ze er een mooie tekst bij geplakt of een gedichtje. Heel af en toe las je tussen de regels wat ze je oog in oog niet zeggen kon.
Mijn moeder. Wijs was ze. Trouw. Een vrouw met karakter. Een mooi mens mijn moeder. En toch wil ik het niet horen. Precies je moeder.