“Willie”, zachtjes spreekt het meisje de naam uit boven het bedje. De naam van het nieuwe zusje.
Ze mochten even komen kijken. Vasthouden nog niet. Alleen even kijken.
Vanmiddag waren ze naar de paardenmarkt geweest in Valkenburg. Toen ze terugkwamen mochten ze niet naar binnen. Even later had opa hen geroepen. Toen ze gingen eten was de vader de trap afgekomen en hij had het gezegd:” Jullie hebben een zusje”. Ze waren blij, alleen de broer niet, die had gezegd: “alweer een zusje”. Toen waren ze gaan eten. Krootjes met spek. Die smaakte heel anders, want de tante had gekookt. De moeder was boven. De vader vertelde dat het zusje vernoemd was naar de koningin en de moeder, maar dat ze Willie genoemd werd. “Mooi”, zei het oudste zusje, “mooi”, zei het jongste zusje, “ja” zei het andere zusje en de broer zei niks. Na het eten mochten de drie oudsten even kijken. Op de slaapkamer van vader en moeder was het warm en rook het als bij de dokter. Moeder lag in het grote bed. In het ledikantje naast het grote bed lag een klein wit pakketje met een verfrommeld hoofdje, piekhaartjes. Het zusje had de oogjes dicht en ze zuchtte af en toe heel diep alsof ze gehuild had en nog nasnikte.
En nu mogen ze nog even buitenspelen. Het is nog steeds warm. Door de bomen schijnt het milde strijklicht van september. Bladeren van populieren ritselen zachtjes in de wind. Kippen scharrelen achter in de tuin. De broer knutselt aan zijn fiets. Opa zit op het bankje achter het huis. Hij schilt appels. De stukjes vallen een voor een met een plofje in de pan. Af en toe komen de meisjes naar hem toe. Dan krijgen ze een stukje. Daarna gaan ze weer verder met bloemetjes plukken voor mama en het nieuwe zusje. Hun heldere stemmen klinken blij. Een duif koert. Het is een mooie avond. Het is een mooie dag.
1956
* afbeelding: Meisje geknield bij een wiegje van Vincent van Gogh