Zaterdagavond was ik op een bijeenkomst van De Nieuwe Liefde hier in de regio. De formule van de Nieuwe Liefde bijeenkomsten: een spreker, muziek en afsluiten met een gezamenlijke maaltijd aan lange tafels. Afgelopen zaterdag zat ik tegenover ZaZa en Mirjam. Hun mannen waren een dagje weg en daarom zaten zij nu hier. ZaZa kwam 5 jaar geleden uit Thailand naar Nederland en Mirjam werkte in Enschede met probleemjongeren. Tijdens de stamppot praatten we over jongeren, over Thailand en over van alles en nog wat. Bij het afscheid zeiden we tegen elkaar dat we het leuk haddden gevonden elkaar ontmoet te hebben.
Toen ik naar huis reed dacht ik aan de woorden van mijn moeder, dat je vaak met vreemden soms zomaar over dingen praat waar je met degenen met wie je gewoonlijk omgaat nooit toe komt. Een toevallige ontmoeting waarin je even echt contact voelt, verbondenheid. Dan kwam ze uit de trein en ja hoor: ” ik had toch zo’n fijn gesprek met een wildvreemde mevrouw daarnet”. Dan dacht ik ik wel eens: hoe kan dat toch dat het ons bij vreemden wel lukt: ons hart openen.
Zondagmorgen luisterde ik naar het ZKV( Zeer Kort Verhaal) van A.L Snijders op radio 4. Ook hij sprak over een toevallige ontmoeting. Op een bijeenkomst van schrijvers van ZKV’s ontmoet hij een man die iedere avond een wandeling maakt van een uur door zijn wijk. Hé, dacht ik, net als ik. Alleen loop ik s’morgens, over de hei. Ik kom dan ook net als de man in het verhaal van Snijders bijna niemand tegen en als ik iemand tegenkom zijn het meestal dezelfden. De fotograaf met zijn hond, een voormalig collega op de fiets naar zijn werk en jongelui op de fiets precies de andere kant op naar de scholengemeenschap in een nabijgelegen dorp. Er wordt altijd gegroet, ook door de jongelui. Soms maak ik een praatje met de fotograaf en nemen we afscheid met “een fijne dag!”.
Laatst werd ik ingehaald door een hardloper, die inhield naast me en me vriendelijk aankeek. Het duurde even voordat het tot me doordrong dat het mijn oudste zoon was. Ik had hem niet herkend met het zwarte mutsje en een voor mij onbekende bril. Een vreemde gewaarwording. Hij liep al bewegend met zijn armen in een drafje met mij mee. We babbelden wat over het werk, vrouw en kind, het weer. Bij een kruising van paden hield hij stil en begon hij met opdrukken, onderhand rustig doorpratend. Ik keek geamuseerd en vol verbazing naar het sportlijf, zonder een grammetje vet, dat als een rechte plank in een razend tempo omlaag en omhoog ging. Toen hij zijn oefeningen gedaan had zei hij dat hij verder ging. Hij omhelsde mij en gaf me een kus. “Een fijne dag!” ” Jij ook!”. Langzaam verdween hij op het pad voor mij. Een gazelle met een zwart mutsje.
Op de weg naar huis vroeg ik me af, hoe het kan dat ik hem niet direct herkende, mijn eigen zoon. Toch niet het begin van? Alsjeblieft nee. Gewoon anders gekleed, en een andere omgeving. Nee het was een Emmaus- moment. De Emmausgangers herkenden “hun” Jezus pas aan tafel nadat ze een heel eind met hem opgelopen en gepraat hadden.
Een toevallige ontmoeting met een vreemde die je kind blijkt te zijn. Bizar. Bijzonder.