Dan kwamen ze door de achterdeur naar binnen. Mijn jongste zoon en zijn vriend. Zwijgend liepen ze door de kamer naar de deur van de hal. Geruisloos, sluipend bijna. De trap op naar boven en vervolgens de volgende trap naar zolder. Ik wist. Onraad. Met oud en nieuw ontdekte ik daar een hoeveelheid vuurwerk genoeg voor een Nijverdalse vuurwerkramp. Hetzelfde ritueel. Schichtig door de kamer naar boven, met plastic tasjes en gebolde jaszakken. Op mijn vragen: “Nee niks”, “Gewoon effe”. En opvallend gedwee.
Op zolder kon ik in eerste instantie niets vinden. Tot ik naar beneden ging. Boven mijn hoofd hoorde ik iets ritselen. En ja hoor. Een witte schoenendoos met iets zwarts, bewegends, op takjes en blaadjes. Vogelvoer.
Ze gingen de kauw tam maken. Net als bij die en die. Dat die dan op je schouder kwam zitten of op je hoofd. Het was een mooi verhaal, een droom van jongens. Huttenbouwers, gangengravers, nachtvissers, brommerknutselaars. Hemelbestormers waren zij. Het kauwtje is teruggebracht. In de schoenendoos. Achter op de fiets. De moeder was onverbiddelijk.
Dat was ik niet zo vaak. Gemakzucht? Luiheid? Oh ja. Maar ook bewust. Om te genieten van hun ontembare drang te onderzoeken, te ontdekken, te vliegen, te leven. Met alle gevaren vandien. Uit het nest vallen. Worden opgegeten door de boze buitenwereld. Of terecht komen in een witte schoenendoos ergens op een zolder. Om tam te worden.
*Foto van kauw in winkelcentrum Barendrecht 13 juni 11.00 , Jo Polak