Zaterdag bezochten een half miljoen bezoekers de Uitmarkt in Amsterdam op het Museumplein. Ik was er één van. En hoe het kan, ik snap het niet, in de korte tijd dat ik er was ontmoette ik tussen die 500.000 mensen 2 dames uit mijn woonplaats en een hele goede bekende die in Amsterdam woont. Ik vind het een wonder. Ik ken bijna niemand in Amsterdam en uitgerekend hem kom ik tegen.
Na een paar uur had ik de Uitmarkt wel gezien. Te warm, te vol, te veel. Op de terugweg dacht ik aan de tijd dat ik ieder jaar met mijn vriendin Wanda, Wanniepannie noemden mijn zonen en ik haar liefdevol, naar de Uitmarkt ging. Na de vakantie was dat ons vaste ritueel. We hebben op die manier heel wat theaters en theatertjes van binnen gezien en artiesten leren kennen waar we nog nooit van hadden gehoord. Weet nog dat we voor het eerst Brigitte Kaandorp zagen optreden en dat we op straat Mary Dresselhuys aanspraken. Wannie was goed in het ritselen van goeie plaatsen en ze had een neus voor voorstellingen die de moeite waard waren. Tijdens het theaterseizoen gingen we dan naar die voorstellingen in de buurt.
Wannie was op een dag zomaar dood. Ze stond nog op mijn antwoordapparaat. Juichend vertelde ze dat haar dochter geslaagd was voor haar examen. Toen ik het bericht afluisterde was ze al dood. Iets in haar hoofd was gesprongen. Ontploft. Ze was 45 jaar. Ze lakte iedere vrijdag haar nagels. En ze had altijd lippenstift op. Dat zag er perfect uit. Ze rookte er op los. En ze dronk sherry of wijn. Ze was maatschappelijk werkster. Ze leidde een jongerencentrum. Ze was voor niemand bang. Ze reed rustig in haar eentje midden in de nacht naar cliënten om orde op zaken te stellen. Dan gingen de handen in de zij en sprak ze de ruziënde huisgenoten streng toe: “Wat er nou eigenlijk helemaal aan de hand was”. Toen ik tijdens een vakantie achter haar aan reed in Lyon en haar vroeg of ze niet wat rustiger kon rijden, omdat ik het doodeng vond in die stad kreeg ik te horen dat ik me niet zo moest aanstellen en gewoon de pedalen in moest drukken.
Ik denk dat zij het met me eens zou zijn dat we niet meer zo nodig naar de Uitmarkt zouden hoeven. Maar ik weet ook zeker dat ze nog steeds iedere vrijdag haar nagels feilloos zou lakken. Felrood. En als ik aan haar zou vragen bij Jansen en Jansen in Enschede: “Help effe ik kan niet op het woord komen, hoe heet die ook weer, die borrel”, zou ze diep zuchten en zeggen: “Jaegermeister juffrouw”.