zij

In de kerk gaat het altijd over hij. En ook op de Zen is het hij. Het gaat over monniken, over mannen. Als je je er aan stoort heb je het zwaar. Om niet voor zeurderige feministe uitgemaakt te worden laat je het vaak maar. Let it be. Ook hoor ik van vrouwen dat zij er geen moeite mee hebben om zich te identificeren met een persoon als die met hij aangeduid wordt. Het zij zo. Ik wel. Ik vind het gek, dat “hij” de norm is. Bijna altijd en overal. En dat het voor de meeste vrouwen geen halszaak is. Des te gekker vind ik dat nu door de transgender discussie, hoe groot is de groep transgenders eigenlijk, het wel een item is. Transgenders voelen zich niet aangesproken als het woord wordt gericht aan dames en heren, of mannen en vrouwen. Niet vertegenwoordigd. Ik zou willen zeggen, klopt wat je zegt, ik herken het. Ga maar eens turven hoe vaak het woordje hij gebruikt wordt en het ook voor mij, ik ben een vrouw, geldt. En ik voel me al helemaal geen dame. En ik voel me heel vaak niet aangesproken, noch vertegenwoordigd. 

“De kwaliteit van de democratie wordt afgemeten aan de manier waarop met de minderheden wordt omgegaan”. Dat zinnetje komt altijd bij mij boven als er wordt gesproken over de meerderheid plus één die de dienst uit maakt in een democratisch land. Ik leerde het bij het vak maatschappijleer op de kweekschool in Dordrecht van meneer Wagner. Maar je zet de wereld op haar kop als de minderheid leidend wordt. Het kleine groepen die veel lawaai maken naar de zin maken. Het nieuwe kabinet lijkt geslachtsregistratie af te willen schaffen. Een tegemoetkoning aan transgenders. Een sympathiek gebaar? Ik begrijp het niet goed. Waar komt het vandaan, die plotselinge daadkracht ten behoeve van een relatief kleine groep mensen. Maar alla. Ik stel voor dan voortaan in het taalgebruik in plaats van hij en hem, zij en haar te gaan gebruiken. Een tegemoetkoming aan ongeveer de helft van de bevolking en met terugwerkende kracht een goedmakertje aan diezelfde groep.