droger


Nat, zeiknat is mijn huis in aanbouw. Het was de regen. Uitgerekend in de maanden dat mijn huisje gebouwd werd, regende het. Iedere dag. Soms zachtjes, vaak hard. Maar regenen deed het. Als ik wakker werd en ik hoorde het tikken op het slaapkamerraam begon ik de dag met een zucht. 

Nadat het huis onder dak zat kon het drogen beginnen. Er kwamen drogers in het huis, een kanon. Vochtvreters. Maar nadat het enigszins opgedroogd was, kwam de stucadoor. Toen werd het weer nat, zeiknat. Weer de drogers aan, het kanon, de vochtvreters.

Vorige week brak de lucht open, kwam de wind. “Zet alles wagenwijd open, lekker droogwaaien”, was mijn advies aan de aannemer. Maar dat zag ik verkeerd. Vochtvreters, het kanon en alles potdicht, want anders zouden de vochtvreters het vocht van buiten aantrekken. Zelfs de ventilatieroosters moesten dicht. 

Toen ik aan een vriendin het huis wilde laten zien, waren alle ramen beslagen en drupte het water van de muren. Het kanon was uit. Vriendin vroeg aan de aannemer waarom er niet geventileerd werd. Dat de wind toch de beste droger is die er bestaat. Zij droogde altijd haar was buiten, en die was altijd droog aan het eind van de dag. Nee van drogers moest ze niks hebben. Onnatuurlijk, niet duurzaam en ze had nog een hele rij argumenten waar om het drogen door de wind te verkiezen was. Ik bemoeide me wijselijk niet met de discussie en vroeg me af wat de aannemer straks zou zeggen over haar. “Nog eigenwijzer dan zij”. Of zo iets. Maar. Vriendin heeft blijkbaar meer overtuigingskracht dan ik. Toen ik de volgende dag langs het huis reed zag ik het uit de verte. Alle ramen stonden open. Op kiepstand.