David en Jonathan


Zij waren vrienden. Zij hadden elkaar lief. Toen zij elkaar ontmoetten wisten zij: jij kent mij, jij ziet mij zoals ik ben. Weet jij mij beter dan ik. Geen woorden nodig. 

Lachen, hartstochtelijk lachen. Ontroering. Tranen. Lopen door de velden. Praten. Zwijgen. Luisteren. Naar de vogels. Het ruisen van de beek, het razen van de wind. Het spelen op de harp. Kijken naar de wolken in het gras. 
Ze hoorden bij elkaar. Voor altijd. Zielsverwanten. 

Maar de wereld om hen heen was ingewikkeld. De wereld drong zich aan hen op. Waar hoor jij bij David? Van wie ben jij Jonathan? Verscheurde verlangens, levens. Tegengestelde behoeftes. Teleurstellingen. Wantrouwen. Onzekerheid. Wat mooi was werd bezoedeld, een last, een zware last, frustratie. Misverstaan. Verdriet.

Eindelijk sprak David: “Laten we ieder onze eigen weg gaan.” En Jonathan zei: “Ga in vrede! Je weet onze afspraak. Wij blijven vrienden!” Ze keken elkaar aan en zeiden niets. Daarvoor waren ze te bedroefd. David gooide een steen in het water. Jonathan schopte tegen een kei. Ze draaiden zich om. 

Toen ging ieder een andere kant uit.

*Delen van tekst uit Bijbelse Verhalen voor jonge kinderen van Cramer Schaap 

*Tekening van Alie Evers uit de kinderbijbel van Cramer Schaap 

*”Weet jij mij beter dan ik” uit “Ken jij mij” van Trijntje Oosterhuis