Vandaag kreeg ik een brief. Een handgeschreven brief. Ik herkende je handschrift niet meteen. Het lijkt op het handschrift van zo velen van jouw generatie. Een bepaalde schrijfmethode denk ik. Maar aan de strakke streep onder het adres wist ik dat het jouw handschrift moest zijn. Verbaasd en nieuwsgierig na zo een lange tijd iets van je te horen. Ik was je nooit vergeten. Eigenlijk ging er geen dag voorbij dat ik niet even aan je dacht. Soms werd ik wakker met jou in gedachten. Of droomde ik van je. Mooie dromen waren het. Altijd. Toen je bij me was droomde ik altijd dat ik je kwijt was. Dat ik je niet kon vinden. Toen je weg was droomde ik alleen maar dat je bij me was. Dichtbij. Veilig. Warm.
Ik leg de brief op tafel. Voorzichtig vouw ik haar open. Een heel kantje beschreven. Geen aanhef. Geen naam eronder. Ik zie dat het een gedicht is. Mooi. Het raakt. Een ingewikkeld gedicht. Onbegrijpelijke woorden. Ik leg het papier neer. Geen, hoe is het met je, ik denk aan je. Of: ik mis je. Ik staar uit het raam en bedenk dat ik dat wel doe. Missen. Een mooi gedicht dat je niet kunt uitleggen. Een gedicht dat vragen oproept. Waar je nooit een antwoord op vindt. Of krijgt. Zoeken, raden. Wat bedoel je. Waar ben je. Wie ben je.