goeie spullen

De portier is een invalide. Zo begint “Nooit meer slapen”, van Willem Frederik Hermans. De toon is gezet. Het imperfecte. Het boek uit 1966  gaat over een wetenschappelijke expeditie naar Lapland, waar de geoloog Alfred meteorieten hoopt te vinden. Finmark, een onherbergzaam gebied waar de zon in de zomer niet ondergaat. Er wordt nauwelijks geslapen. De reizigers raken volkomen uitgeput. Reisgenoot Arne is een bron van ergernis. Bepakking niet in orde. Tentje niet waterdicht. Muskietennet kapot. Verouderde kaarten. Een kompas dat kwijtraakt. Een horloge dat het niet meer doet. Een reis vol hindernissen en misverstanden die uiteindelijk in een drama eindigt. En geen meteorieten. Na onenigheid over de te volgen weg, verongelukt Arne en Alfred keert na een angstige zoektocht terug met lege handen. De zuinige Arne met zijn versleten schoenen is uitgegleden en met zijn hoofd op een steen gevallen. Hermans beschrijft meesterlijk de ontberingen in het moerassige gebied en de menselijke ergernissen tussen de twee wetenschappers die zo verschillend van karakter zijn.

Als je op reis gaat moet je bagage in orde zijn. En als je gaat wandelen in de bergen moet je goeie schoenen hebben. Geen gladde zolen. Toen ik mijn eerste wandelschoenen kocht verzekerde de verkoper mij dat ik daar jaren mee vooruit kon en er zeker 30.000 km mee zou kunnen lopen. Dat was te optimistisch. Inmiddels heb ik mijn vijfde paar. Altijd hetzelfde merk, steeds een ander kleurtje. Altijd op dezelfde plaats versleten. En gek genoeg steeds andere maat. 
Onvoorbereid de toekomst tegemoet, het kan. Avontuurlijk. Supervoorbereid en alles tot in de puntjes uitgestippeld. Dat kan ook. Maar ook dan kan je de weg kwijtraken. Maar. Zorg voor goede schoenen. En een goede reisgenoot.