Het was heel lang geleden. De laatste keer was in februari toen ik terugkwam van een verre reis. Maar toen had ik je alleen maar gezien door het raampje van de trein. De laatste keer dat ik over het Java-eiland liep. Door de straten, over de grachten, door je parken. Dat was lang geleden. En nu was ik er weer. En je bent me weer goed bevallen. Wat ben je mooi. En wat is er veel aan je te zien, te bekijken, te ontdekken. Ik weet nu wat een Swapfiets is en een “Geintegreerd Voorzieningen Centrum”. Ik heb gezien dat de trams bijna leeg zijn en dat niet iedereen een mondkapje draagt. Dat in het restaurant je wordt bediend door iemand die geen Nederlands spreekt. Dat in het Centrum van Amsterdam meer fietsen rijden dan auto’s. Dat er meer jongeren rondlopen dan ouderen. Dat honderden jaren oude gebouwen er beter uitzien dan sommige gebouwen van tien jaar oud. Ik heb gezien dat graffity in Amsterdam niet verwijderd wordt, zoals ik dat gewend ben in het dorp waar ik woon. Dat overal langs het water kleine strandjes zijn waar mensen picknicken en zonnebaden. Ik heb jongelui van de brug af zien springen het water in. Ik heb mensen in het park gezien op stoeltjes en kleedjes, aan het zingen, eten, feesten. Bij ons in het dorp doet men dat achter het huis in de tuin.
Ik hou van mijn dorp in de provincie. De mensen bij wie ik hoor, de prachtige natuur, de vriendelijke mensen. Maar eens in de zoveel maanden moet ik even naar Amsterdam. Om te proeven, te beleven de dynamiek, de vrijheid, de ruimte, de wijdte van de stad, de grote stad. Amsterdam.