“En wat zullen we gaan doen voor dat we gaan eten?” “Nou wat dacht je van een eindje wandelen en een spelletje doen?” Tegenover mij gefronste wenkbrauwen als ik op tweede kerstdag de rode doos op tafel zet. Op de eerste kerstdag had de doos al op tafel gestaan. En ook toen werd met scepsis gekeken. Rummikub is toch voor ouwe mensen. Niet voor vlotte, dynamische vrouwen toch. “Het is wel 2021 hoor!” Op 3 januari komt de doos weer op tafel. Deze keer zit er tegenover mij een meisje van negen jaar. Meestal loopt ze dansend en tiktokkend door de kamer. Of ze doet iets op haar iPad. Of kijkt teevee. Maar nu doen we een spelletje. Sinds lockdownkerst heeft de jonge familie spelletjes ontdekt. Hele moderne en nieuwe, maar ook ouderwetse zoals ganzebord, mens-erger-je-niet en ja rummikub. De jonge dame komt als eerste uit en zal het potje winnen. Tussen de beurten door stelt ze me allemaal vragen. Van alles vraagt ze. Alles vraagt ze.
Op de sterfdag van mijn moeder, zit ik net als mijn moeder, die iedere middag naar haar buurvrouw ging om te rummikubben, met de karakteristieke stenen voor me. Ik vertel het meisje over die dag en ik moet precies vertellen hoe het was op die 3e januari 15 jaar geleden. Ik vertel haar dat ik het zo leuk vind om met haar te praten. Dat ik twee zonen, jongens had en dat dat toch anders is, dan meisjes. En ik vertel haar hoe blij ik ben met twee kleindochters. Die je in vertrouwen nemen, bij wie je je vertrouwd voelt.
Als ze naar huis loopt, draait ze zich een paar keer om, om naar me te zwaaien. Ze roept lieve woorden. Ik bedenk me hoe rijk ik ben, hoe gelukkig. Een oma heb ik nooit gekend, met mijn moeder waren de gesprekken nooit echt intiem, en hier zat ik: rummikubben met haar achter kleindochter. Wedden dat je van boven met genoegen naar ons gekeken hebt? Dat je zag wat jij zo moeilijk vond, wat jou niet was gegeven en bijgebracht? Dat die onderhuidse liefde gewoon doorgegeven is en nu in het licht mag staan? Het is 2021! Een mooie tijd.