
Wat is het een heerlijke zomer. Iedere morgen kan ik op blote voeten de tuin in. Het eerste bakje koffie op het terras met de zon op mijn blote benen. Ik kijk dan naar mijn tuintje, waar alles groen is; alles groeit en bloeit. Ik zit dan voor me uit te kijken. En luister naar de vogels. Kijk naar de vlinders, de bijen, de mussen, de mezen, de bloemen, de struiken, de planten. Door de broeierige warmte en de regen af en toe is de tuin mooier dan ooit.
Maar ik heb ook nog een voortuin. Ook een tuin-tje. Die is het allermooist. Telkens als ik er langs kom blijf ik even stilstaan om te kijken: een compositie van paars, roze, oranje en wit.
Als ik zo aan het tutten ben over mijn tuintje moet ik denken aan mijn moeder. Toen ze ouder werd kon ze zo trots en blij zijn met haar enorme hortensia’s in roze en rood.
Dat was anders toen we klein waren. Toen was de tuin de plek waar het eten vandaan kwam. En dat was heel veel werk. Voor hadden we gras met rondom pioenrozen, donkerrood, en hortensia’s in allerlei kleuren. Achter was een enorme moestuin. Daar kwam op het vlees na onze dagelijkse maaltijd vandaan. In de zomer sla, boontjes, bietjes, andijvie, postelein, tomaten, komkommer, peultjes, worteltjes, en alle aardappelen. In de winter spruitjes, koolraap, rode kool, groene kool. Ook het fruit kwam uit de tuin: appels en peren in het najaar. In de zomer: aardbeien, kruisbessen, zwarte bessen en rode bessen. De rode bessen waren bewerkelijk: na het plukken en wassen, rissen met een vork en prakken, vervolgens laten weken in suiker. En dan als een sausje over de yogurt of pudding. Over warme pudding dat vond ik het lekkerst.
Mijn moeder was er zelf ook gek op, want ze maakte het vaak als toetje. Ze zei er altijd bij: “ eet maar lekker op, rode besjes zijn goed voor je bloed”.
Rode besjes, aalbessen, ik haal ze nu ook af en toe. In een plastic doosje. Ik prak ze niet, doe er geen suiker bij. Doe ze over de kwark of de yogurt. Ze zijn supergezond lees ik op het etiket: rijk aan vezelstoffen en vitamine C en caloriearm. En! nog altijd niet te versmaden, heerlijk zijn ze. Ze zijn de zomer, de zon.