
En nu is het stil. Aan de overkant staat een ladder tegen het huis. Een eindje verderop is iemand aan het vegen. De storm heeft huisgehouden vannacht. Het nieuwe huis kraakte en kreunde. De wind beukte en bonkte, jaagde en joelde, dreigde en dreunde.
En nu is het stil. Een weldadige rust in de straten en op het pad tussen de weilanden. De lucht ruikt fris. Helder. Schoon. Het gras groen. Tussen de wolken verschijnen kleine streepjes blauw, fel helblauw. In de langgerekte plassen trekt de wind kleine golfjes, als ribbeltjes, rimpeltjes. In het bos overal takken en takjes en omgewaaide bomen.
Een reus is met een bezem door de natuur gegaan. Heeft alles doen beven en buigen. Er is weggeblazen, schoongewaaid, opgeruimd. En nu is het stil.
Het bos veert zachtjes overeind na het geweld van de storm. Na de voorjaarsschoonmaak komt de lente. Hoor! Vogels! Overal.