verliezer

Ik ben een slechte winnaar. Ik stond met tennis een keer in sets met 2-0 voor en in de laatste set met 3-0. Ik verloor de partij met 5-3 in sets omdat ik niet door kon pakken. Ik verlamde met het zicht op een zo goed als zekere overwinning.

Winnen moet je kunnen. Verliezen ook. Niet tegen je verlies kunnen heet kinderachtig en onsportief. Ik vind dat onzin. Natuurlijk baal je als je verloren hebt en als vlak voor je neus de overwinning wordt weggekaapt.

Je moet het leren: verliezen. Of beter, je moet leren er mee om te gaan. Want maak je borst maar nat, wat ga je veel verliezen in het leven. En al lijkt het of er mensen zijn die altijd winnen, of, dat er nu eenmaal geboren winnaars zijn, ook topsporters verliezen over het algemeen meer dan ze winnen.

Vorige week won in de gemeente waar ik woon één partij met macht, één bleef min of meer gelijk, de andere vijf partijen verloren.

Opmerkelijk vond ik de openheid van de met name jonge verliezers: hoe teleurgesteld ze waren, hoe zuur het was, wat voor een kater, hoe het slikken was: “het valt niet mee.” Opvallend dat ze niet nalieten de winnaars hartelijk te feliciteren en succes te wensen, het juist wel nalieten om lelijke dingen te zeggen en niet met de vinger gingen wijzen. Ze eindigden zonder uitzondering met de belofte ‘na het likken van de wonden zich op een andere manier in te gaan zetten voor de inwoners’. ‘Als er deuren sluiten openen er vele nieuwe’, las ik. Ik ben het geloof in de politiek nog lang niet verloren. In tegendeel. Henrik Ibsen* zei het al: uit verlies wordt winst geboren.

* Ziel wees trouw en zie niet om, uit verlies wordt winst geboren.