
Het had me gestoord. Goed ik begrijp dat niet iedereen dezelfde gevoelens heeft voor het familiegebeuren. Dat kan. Je kan er niet altijd bij zijn dat kan ook. En al dat ge app in de familie app daar zit niet iedereen op te wachten, ook dat snap ik. Maar dat je uitgerekend op mijn verjaardag er jaar na jaar niet bij was omdat je dan net ergens anders moest zijn, dat vond ik niet leuk. Sterker ik vond het uiterst irritant. Jij loopt al mijn hele leven met me mee. Toen ik klein was, kwam je al in de familie als verkering van mijn oudste zus. Ik was gek op je, ik mocht je, en ik wist dat dat andersom ook voor jou gold en geldt. Ik zou zelfs durven zeggen dat ik van je hou, maar met dat soort woorden moet je bij jou niet aankomen. Hou je niet van.
Nu was je jarig: een mooi rond getal, een respectabele leeftijd. Jij zat in de stoel. De kinderen zorgden voor koffie en gebak, erwtensoep en roggebrood met spek. Wij kletsten er op los en ik had het idee dat jij vooral waarnam en luisterde. Toen we er ‘weer eens van door’ gingen hielpen we de spullen naar de keuken brengen. Mijn oog viel op de mooie lidcactus in de vensterbank. Toen ik er iets over zei, vertelde je dat het het plantje was dat je jaren geleden een keer van mij gekregen had op de geboortedag van mijn moeder, de dag dat we na haar overlijden ieder jaar als broers en zussen bij elkaar komen. Ik herinner me dat ik inderdaad een keer voor allemaal een minuscuul plantje in een mooi paars potje had meegenomen. Ik loop dus iedere dag langs je plantje. En dan denk ik aan jou. Je zei het plagend.