wolken*

Kom we gaan kijken naar de wolken. Zie je ze? Vind je ze mooi? Ja jij houdt van witte wolken. Ik ga je vertellen over een klein wit wolkje. Het wolkje zat tussen allemaal grote witte wolken. Er werd van alle kanten tegen haar aan geduwd. Daardoor veranderde ze ieder moment van vorm. Want ze moest wel mee met de wolken. Ze hadden met elkaar een frisse regenbui laten vallen op het droge land. Daarna waren ze licht geworden en zweefden ze door de lucht in een razende vaart. Het kleine wolkje kon het nauwelijks bijhouden. Ze klampte zich vast aan een paar dikke wolken voor zich en liet zich meedrijven met de wolken om zich heen om even later weer samengepropt te worden tot een klein dik wolkje. Ze stegen en daalden, ze dansten en sprongen. Ze lieten zich voortdrijven op de wind. Heel snel en dan weer langzaam. Het kleine witte wolkje voelde zich helemaal vrij en licht, ze hoefde niets te doen: alleen maar meebewegen. Toen het avond werd ging de wind liggen en dreven ze uit elkaar. Het kleine wolkje rekte zich uit tot een hele mooie wolk.

Ze zag zichzelf bij het raam. Bij haar moeder op schoot. Dicht tegen haar warme zachte lijf. De kruidige geur in haar kleren. Haar lage, donkere stem. Hoe ze het wolkje voor zich zag. Hoe ze in haar bed fantaseerde waar de wolken heen gingen; hoe het moest zijn om tussen al die andere wolken mee te vliegen. Wat kon haar moeder mooi vertellen. Zij was de enige die er zo van genoot. De oudere broers waren te ongeduldig om naar haar verhalen te luisteren. Die vielen al in slaap als ze de eerste zin hoorden. Zij niet, zij ging pas slapen als het verhaal uit was en viel niet eerder in slaap dan nadat ze er over nagedacht had en gefantaseerd.

Wat jammer dat zij, haar moeder daar niet iets mee had gedaan, met dat verhalen vertellen. Ze had misschien wel schrijver kunnen worden of verhalenverteller. Maar niets van dat alles. Ze sprak na tien, inmiddels bijna dertien jaar nog steeds gebrekkig Nederlands. Als ze al sprak, meestal bleef de communicatie met Nederlanders beperkt tot minzaam en vriendelijk lachen en de woordenschat bestond voornamelijk uit dankjewel, goedemorgen, goedemiddag, ja en ‘is goed.’ Ze was zich er steeds meer aan gaan ergeren. De mama van buiten de deur. Waarom kon ze niet net als tante er op uit gaan, aan het werk, meedoen? Nee haar familie, haar gezin, haar kinderen dat was haar leven. En zij als de enige dochter en ook nog de jongste was haar alles. Mama’s leven. Het kleine mooie witte wolkje in de kluwen van wolken die gezin heet. Ze vroeg zich af of haar moeder die dubbele bodem bewust in het verhaal had gestopt. Ze betwijfelde het. Ze had er in ieder geval geen lessen voor haar zelf uitgetrokken.

De afslag. Nog een paar kilometer door het mooie Twentse land onder een prachtige wolkenhemel. De groene weilanden, de bossen, de hei. Ik kom er aan lieve moeder. Dat heb ik gezegd, dat ik terug zou komen. En dat doe ik. Want van vader leerde ik ook iets over een wolk. Een spreekwoord: ‘Iets beloven is als een wolk. Om het daarna ook te doen is regen.’

*Vervolgverhaal aflevering 5. Voor de afleveringen 1, gedicht, 2, soep, 3, tas en 4, busje naar beneden scrollen en de groene pijl aanklikken.