Ja ga maar zitten.
Ik ga een kop koffie voor je zetten.
Zit je daar goed?
Melk?
Iets erbij?
Je jas aan de kapstok. Je schoenen uit. De lekkerste stoel voor jou. Het mooiste plekje voor jou.
Ik zal luisteren. Stil zijn. Naar je kijken. Laat de zon je maar verwarmen. Ik zal de muziek opzetten. Ik zal haar zachter zetten als ik zie dat je het te hard vindt. We kijken naar buiten. We zien de bloemen.
het gras
het water
de vogels
de vissen
de bomen
de lucht
de wolken
de hemel
We zuchten zachtjes. Mooier zal het niet worden. Het zal voorbijgaan. Maar het was er. Soms. Even