Vrijdag hoorden we dat Liesbeth List op woensdagmorgen in haar slaap is overleden. Ze is 78 jaar geworden. De laatste jaren leed ze aan dementie. In 2016 nam Jeroen Pauw met haar een interview op dat na haar dood zou worden uitgezonden. Het interview werd vrijdagavond uitgezonden. Meer dan een miljoen mensen keken er naar. We zagen een frêle vrouw, goed opgemaakt, een fraaie pruik, een velours jasje met zilverkleurige knopen. Een mooie vrouw. Een chansonniere, een Française.
Er kwamen allerlei herinneringen boven, want Liesbeth loopt al mijn hele leven met me mee. De dochter van de vuurtorenwachter, Ramses, Brel, Pastorale, Edith Piaf. Ik zag nu een vrouw die me deed denken aan mijn oudste zussen. Kinderen in de tijd van de oorlog geboren. Nu vergeetachtig, onzeker, kwetsbaar, aandoenlijk.
Een vreselijk begin van het leven achter zich gelaten. Een liefdevolle jeugd bij de vuurtorenwachter en zijn vrouw. De magische verbinding met Ramses Shaffy. Godenkinderen waren ze. Zingen. Dansen. Optreden. Muziek. Poëzie. Kunst.
Alles overkwam haar zei ze. Toen ze minder werd gevraagd en voor halfvolle zalen moest optreden, belde ze niet iedere dag naar impressario’s, maar wachtte ze. En dan was daar ineens iemand die haar carrière een nieuwe impuls gaf. Toen ze eindelijk afscheid kon nemen van een man die haar sloeg en bedroog, kwam er dezelfde dag nog iemand langs die wel lief voor haar kon zijn. Zo keek ze ook naar de dood. Je weet dat je een keer aan de beurt bent. Ze hoopte het leven te verlaten met een lach. Wat er daarna moet of zal gaan gebeuren interesseerde haar niet. “Dan ben ik er toch niet meer”.
Ze zal in kleine kring gecremeerd worden, zoals alle begrafenissen en crematies op dit moment. Ik zie haar voor me. Prachtig opgemaakt, met pruik en ik hoop dat velours jasje met de zilveren knopen. Zacht en warm. Naar de andere kant van de heuvels. Het land ver weg van hier.